In het tijdschrift Contracteren (aflevering 2, 2019) geven mr. dr. S.A. Kruisinga en mr. M.I. Nijenhof-Wolters een beschouwing naar aanleiding van het Albert Heijn-arrest.
De franchiseovereenkomst is door de Nederlandse wetgever onzes inziens de afgelopen jaren wat stiefmoederlijk behandeld. Waar de branche er zelf voor heeft gezorgd dat er op nationaal niveau een Nederlandse Franchise Code (NFC) bestaat, in Europa de zogenoemde Europese Erecode inzake Franchising (EEF) tot stand is gebracht en, bijvoorbeeld, Belgiƫ speciale wetgeving heeft die van toepassing is op de franchiseovereenkomst, doet de Nederlandse wetgever een dappere poging om ook voor Nederland een regelgevend kader te ontwerpen voor de franchiseovereenkomst. Ook andere landen, zoals Frankrijk, kennen speciale regelgeving voor de franchiseovereenkomst. In veel gevallen bevat deze franchisewetgeving onder meer een verplichting voor de franchisegever om, voorafgaand aan de totstandkoming van de franchiseovereenkomst, specifieke informatie te verstrekken aan de (toekomstige) franchisenemer. Aldus dient deze wetgeving ter bescherming van de kandidaat-franchisenemer. De precontractuele fase van de franchiseovereenkomst kent in die gevallen dus een wettelijk kader.
Klik HIER om het volledige artikel te lezen.