In de praktijk komen wij vaak de volgende situatie tegen. Binnen een franchiseonderneming hebben er verschillende misstanden plaatsgevonden. Op grond daarvan besluit de franchisegever om de franchiseovereenkomst met de franchisenemer te beëindigen. Vervolgens wil de franchisegever inzage krijgen in de stukken van de ex-franchisenemer, om zo de ernst van de misstanden vast te stellen. De franchisegever stuit in dit geval vaak op een probleem: de franchisegever heeft geen contractuele basis meer om inzage te vorderen in de stukken van de ex-franchisenemer. De franchiseovereenkomst is namelijk beëindigd.
In dit geval kan de franchisegever terugvallen op de zogenaamde exhibitieplicht neergelegd in artikel 843a Rv. Een vordering tot inzage op grond van artikel 843a Rv is verbonden aan een viertal cumulatieve voorwaarden. Het komt vaak voor dat daaraan niet kan worden voldaan. In dat geval kan de franchisegever dus geen inzage afdwingen in de stukken van de ex-franchisenemer.
Om de hiervoor beschreven situatie te voorkomen, hebben wij twee praktische tips.
Tip 1: Neem in de franchiseovereenkomst op in welke stukken van de franchisenemer je als franchisegever inzage wil kunnen krijgen. Hierbij is het van belang dat je concreet benoemt welke informatie je graag wil kunnen inzien. Zo zal het opnemen dat je inzage wil kunnen krijgen in de administratie van de franchisenemer niet voldoende specifiek zijn.
Tip 2: Neem op dat het inzagebeding ook geldt gedurende een bepaalde periode na afloop van de franchiseovereenkomst, bijvoorbeeld voor de duur van één jaar. Dan heb je ook na de beëindiging van de franchiseovereenkomst een contractuele basis om inzage in de stukken van de ex-franchisenemer te krijgen.