Ondanks de grote onrust die de wereld en Nederland nog steeds beheerst als gevolg van de corona-epidemie ging het
leven ook gewoon door. Ook in het vermogensrecht. Jurisprudentie verscheen en er werden spraakmakende arresten
gewezen, dissertaties, artikelen en boeken zagen het licht en ook de wetgever liet zich niet onbetuigd.
Waar te beginnen in een periode waarin alles op zijn kop lijkt te staan? Waar een premier zich – naar wij aannemen uit
frustratie – uitlaat over voetbalsupporters die ‘hun bek’ moeten houden. Waar een Minister van Justitie – en niet als grap ‘in
house’ – flagrant regels overtreedt waar hij anderen, typerend als ‘aso’, de maat neemt en waarmee hij vervolgens door het
wegpinken van een traan,zelf wegkomt.
Waar aan de andere kant van het grote water signalen van toekomstige machtsoverdracht ter discussie worden gesteld, wat
op een toekomstige staatsgreep kan duiden en waar de president – zelfs desgevraagd in het verkiezingsdebat – geen
afstand neemt van rechtsextremistische groeperingen. Waar zich met de hashtag #ikdoenietmeermee, Nederlandse
influencers anderen aanzetten tot burgerlijke ongehoorzaamheid.
Kortom: een periode die zich kenmerkt door onrust, onvrede maar ook een periode van begrijpelijke zorgen voor de
toekomst. Kan het recht in een dergelijke periode überhaupt bijdragen aan rust en stabiliteit of schiet het recht als ‘tool’
hiervoor, onder zulke bijzondere omstandigheden, te kort?
Eerst maar eens bezien wat er op het gebied van het vermogensrecht speelde de afgelopen periode. Niet echter, dan na te
hebben opgemerkt dat de Hoge Raad als bewaker van voornoemde rust en stabiliteit van het recht, per november
aanstaande een nieuwe president kent in Dineke de Groot en waarbij Ter Heide per 1 oktober 2020 en Schaafsma per mei
2021 als nieuwe raadsheren tot de civiele kamer toetreden.
Klik HIER om het volledige artikel te lezen.