Intertoys heeft met Van Nieuwkoop op7 augustus 2015 een franchiseovereenkomst gesloten voor - kort gezegd - het gebruik van het Intertoys-systeem. Onderdeel van de franchiseovereenkomst is het exclusiviteitsbeding, neergelegd in artikel 10 lid 2 van de franchiseovereenkomst. In juni 2016 is besloten de winkelketens Bart Snit en Intertoys samen te voegen ten einde zo onder een sterk merk verder te gaan. Dit houdt in dat in 2017 Bart Smit winkels gefaseerd zullen worden omgebouwd in Intertoyswinkel. Zo ook een Bart Smit winkel in Lisse, binnen het exclusieve gebied van Van Nieuwkoop. De voorzieningenrechter oordeelt dat Intertoys in strijd handelt met het exclusiviteitsbeding door zonder toestemming van Van Nieuwkoop binnen het aan hem toegewezen exclusieve verzorgingsgebied een Bart Smit-winkel om te bouwen tot een Intertoys-winkel.
Niet gezegd kan worden dat het onthouden van toestemming door Van Nieuwkoop in het onderhavige geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is of misbruik van recht oplevert. Aan Intertoys wordt ter zake een verbod opgelegd. Dat verbod wordt ook opgelegd aan Bart Smit, die onder de in het vonnis genoemde omstandigheden onrechtmatig jegens Van Nieuwkoop handelt door misbruik te maken van de overtreding van het exclusiviteitsbeding in de franchiseovereenkomst door Intertoys.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Uitleg franchise- of licentieovereenkomst. Voortzettingsbeding ten aanzien van huurrechten van de bedrijfsruimte op A-locatie. Haviltex en bedoeling van partijen, logische uitleg.
Toets misbruik van recht.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
vordering van aantal boetes in verband met gestelde niet-nakoming van franchiseovereenkomst. Geen terugwijzing wegens gestelde onbevoegdheid van de kantonrechter op grond van overschrijding van de competentiegrens. Eisvermeerdering in appel is toelaatbaar maar de vermeerderde vordering is niet toewijsbaar wegens afstand van recht. Uitleg franchiseovereenkomst: boeten niet verschuldigd.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Franchiseovereenkomst. Ondeugdelijke prognose? Onrechtmatige daad? Dwaling? Strijd met redelijkheid en billijkheid? Tekort geschoten in de op gedaagde rustende zorgplicht?
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
In deze zaak hebben 242 Albert Heijn franchisenemers samen met de Vereniging van Albert Heijn Franchisenemers Albert Heijn en een aantal gelieerde maatschappijen gedagvaard.
De franchisenemers stellen dat Albert Heijn sommige inkoopvoordelen niet volledig doorgeeft aan de franchisenemers. Ook zou het bedrijf sommige kosten dubbel opleggen, de winst over de Allerhande en de Bonusfolder niet delen en bonussen van toeleveranciers niet doorspelen, in elk geval in de periode 2008-2012, maar vermoedelijk ook in de jaren ervoor.
Albert Heijn wil de betrokken voordelen volgens de franchisenemers niet langer delen terwijl het principe van “eerlijk delen” wel aan de relatie ten grondslag ligt, en ook betrekking heeft op revenuen in verband met advertenties in de “Allerhande” of de “Bonusfolder”
Onderdeel van het geschil is de klacht dat Albert Heijn geleidelijk aan de informatie op grond waarvan de jaarlijkse afrekeningen worden opgesteld steeds minder met de franchisenemers deelt en zij daardoor steeds minder in staat zijn de juistheid van die afrekeningen te controleren. Omdat Albert Heijn geen inzicht in zijn boeken wil geven, eisen de franchisenemers inzage in de boeken van Albert Heijn om hun vermoedens te kunnen toetsen.
Albert Heijn, op haar beurt, beschuldigt de franchisenemers ervan dat ze hun positie niet begrijpen: Ze presenteren zich als onderdeel van een maatschap, niet als een franchisenemer. Ze zeggen dat ze eerlijk willen delen, maar ze bedoelen eenzijdig delen. Er valt volgens Albert Heijn best te praten over een andere verdeling, maar dan moeten de franchisenemers bereid zijn om de relatie op andere leest te schoeien.
De rechtbank heeft alle vorderingen van de franchisenemers afgewezen, kortweg omdat de rechtbank genoemd principe van “eerlijk delen” niet terugvindt in de franchise overeenkomsten, die juist uitgaan van zelfstandigheid van de franchisenemer, die de AH winkel geheel voor eigen rekening en risico exploiteert. Ook de vordering strekkende tot deskundigenonderzoek wordt afgewezen, omdat de franchisenemers via hun vereniging van AH franchisenemers en haar accountant voldoende contractuele mogelijkheid hebben om de cijfers te controleren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wijzigingen in het proces waarlangs jaarlijks afrekening plaatsvindt, hebben plaatsgevonden met betrokkenheid en instemming van de franchisenemers, vertegenwoordigd door hun vereniging, en dat die afrekening ook na die wijzigingen nog steeds gelegenheid biedt voor reële betrokkenheid en controle van de franchisenemers.
Tot slot heeft de rechtbank nog opgemerkt dat de vele vorderingen van eisers weliswaar een deugdelijke juridische (contractuele) grondslag missen, maar dat dit niet betekent dat de besproken eisen “aan de onderhandelingstafel” niet legitiem zouden kunnen zijn. De rechtbank kan niet treden in de vraag of de huidige franchiseovereenkomsten evenwichtig zijn, in die zin dat er een goede balans is tussen de belangen van franchisenemers en franchisegever. Duidelijk is dat de franchisenemers van opvatting zijn dat die balans er niet (meer) is. Het is ook in het belang van AH dat de rust bij haar franchisenemers terugkeert. De rechtbank heeft partijen opgeroepen om hun geschilpunten via onderhandeling tot een oplossing te brengen.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Contractenrecht, onrechtmatige daad. Franchiseovereenkomst, dwaling. Handelt franchisegever onrechtmatig door rapport met onjuiste prognoses aan wederpartij te verschaffen? Betekenis van HR 25 januari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD7329, NJ 2003/31 (Paalman/Lampenier).
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Arbeidsovereenkomst. Goed werkgeverschap
Werknemer treedt op 10 februari 1998 in dienst. Zijn pensioenpremie komt voor rekening van de werkgever. Het pensioenreglement bepaalt, dat indien het deelnemerschap, anders dan door overlijden, eindigt vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen en korter dan vijf jaar zal hebben geduurd, de pensioenaanspraken voor de werknemer vervallen en de verzekering ten gunste van de werkgever zal worden afgekocht. Per 1 september 2000 wordt de werknemer in verband met een reorganisatie ontslagen. De afvloeiingsregeling luidt onder meer dat werknemers met een dienstverband korter dan vijf jaar ofwel de reeds betaalde pensioenpremie uitgekeerd kunnen krijgen ofwel de betaalde premie kunnen laten omzetten in een premievrije polis. Dit laatste wordt door de werkgever geadviseerd. De werknemer heeft niet voor één van beide opties gekozen. Hij is ervan uitgegaan, dat het opgebouwde pensioen premievrij is geworden. Hij komt er in 2010 achter dat dit niet is gebeurd en spreekt de werkgever aan ter zake van schadevergoeding op grond van strijd met goed werkgeverschap, op grond dat deze hem niet duidelijk en onomwonden heeft geïnformeerd omtrent de procedures. Vordering is in beginsel toewijsbaar. Rolverwijzing met het oog op de schadeberekening.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
In dit kort geding is onvoldoende aannemelijk geworden dat in strijd met het mededingingsrecht is gehandeld.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Bevoegdheidsincident. Internationale bevoegdheid. De rechtbank maakt een uitzondering op de hoofdregel dat de rechter bij de beoordeling van zijn internationale bevoegdheid niet gebonden is aan de stellingen in de dagvaarding.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Vordering betaling contractuele boete wegens schending concurrentiebeding is niet toewijsbaar. Blijkens vaste rechtspraak strekt een non-concurrentiebeding in een franchiseovereenkomst er in de eerste plaats toe om de franchisegever in staat te stellen zijn exclusieve know-how aan de franchisenemer over te dragen, en om aan de franchisenemer bijstand bij de toepassing van zijn methoden te kunnen verlenen, zonder daarbij het risico te lopen dat die kennis en die bijstand ten goede kunnen komen aan concurrenten. Dat belang speelt in onderhavige zaak niet.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.