- Is de tussen partijen gesloten overeenkomst te bestempelen als franchise- of licentieovereenkomst?
- Uit de redelijkheid en billijkheid in verband met de aard van de franchiseovereenkomst vloeit niet de algemene regel voort, dat op de franchisegever een verbintenis rust om de franchisenemer in te lichten omtrent de te verwachten omzet of omtrent de winstverwachting. Bijzondere omstandigheden kunnen een zodanige verbintenis wel meebrengen, maar het bestaan van zodanige omstandigheden in het onderhavige geval zijn niet, althans onvoldoende gesteld of gebleken.
- Indien de franchisegever gegevens aan de franchisenemer verstrekt, dient eerstgenoemde in te staan voor de juistheid van die gegevens. Het voorgaande brengt met zich, dat een franchisegever door de franchisenemer aansprakelijk kan worden gehouden voor onjuist geprognosticeerde gegevens, indien de prognose is gebaseerd op verkeerde uitgangspunten en is voorbijgegaan aan negatieve effecten die bij de prognose hadden moeten worden betrokken, terwijl de franchisenemer op grond van de gedragingen en mededelingen van de franchisegever hiermee geen rekening hoefde te houden of anderszins erop bedacht moest zijn, dat de prognose niet realistisch was. Hierbij heeft te gelden dat het enkele feit, dat het resultaat lager is dan door de franchisegever is geprognosticeerd niet -zonder meer- meebrengt, dat de prognose ondeugdelijk is. Immers, de mate waarin een prognose kan worden gerealiseerd is mede afhankelijk van een aantal concrete omstandigheden die vooraf slechts veronderstellenderwijs zijn te bepalen en is mede afhankelijk van de niet (steeds) vooraf te taxeren kwaliteiten en inspanningen van de franchisenemer.
- De zorgplicht van de franchisegever zoals die voortvloeit uit de franchiseovereenkomst brengt mee, dat indien de geprognosticeerde omzet niet wordt gehaald door de franchisenemer, de franchisegever de verplichting heeft de franchisenemer advies en bijstand te verlenen, teneinde te komen tot een situatie die recht doet aan de franchiseovereenkomst, te weten een overeenkomst waarbij zowel de franchisegever als de franchisenemer profijt hebben. Komt de franchisegever deze verplichting niet na, dan is zij uit dien hoofde aansprakelijk voor de door de franchisenemer geleden schade.
- Volgt: onderzoek naar de herkomst van de diverse gegevens
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Franchiseovereenkomst. Uitleg dmv Haviltex. Beleidsvrijheid franchisegever tav verzoek tot overname winkel door derde. Deze beleidsvrijheid wel begrensd door de redelijkheid. Redelijkheid overschreden door geen enkel onderzoek naar mogelijk overnemende derde te doen, maar onvoldoende feiten gesteld dat wel aangaan van de selectieprocedure tot andere uitkomst had geleid.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Vernietiging franchiseovereenkomst op grond van dwaling ten aanzien van de juistheid van de door franchisegever verstrekte omzetprognose; afwijzing positief contractsbelang.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Franchiseovereenkomst, tussentijdse beëindiging, non-concurrentiebeding, relatiebeding, schorsing, redelijkheid en billijkheid, uitleg, beperkingen, arbeidsovereenkomst, onaanvaardbaar, soorgelijke activiteiten.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Door franchisegever gelegde beslagen worden niet opgeheven. Volgens de voorzieningenrechter is van ondeugdelijkheid van de door franchisegever gepretendeerde vordering niet gebleken. Ook acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat een bodemrechter zal beslissen dat franchisegever haar zorgplicht heeft geschonden. Van een zodanig verwijtbaar handelen van de franchisegever dat moet leiden tot opheffing van de gelegde beslagen kan voorhands niet worden uitgegaan.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen
Primaire vordering tot vernietiging van de franchiseovereenkomst op grond van primair bedrog, subsidiair dwaling en veroordeling van Jumper West tot betaling aan gefailleerde van € 285.392,00 dan wel van een in goede justitie vast te stellen schadeloosstelling.
Gefailleerde is volgens mr. Rissik q.q. een ondeugdelijke exploitatiebegroting verschaft waardoor zij op onjuiste gronden een franchise- en een onderhuurovereenkomst is aangegaan. Gefailleerde mocht uitgaan van de juistheid van mededelingen in de exploitatiebegroting, maar de mededelingen waren in dit geval niet juist. De begroting van Jumper West was volgens mr. Rissik q.q. niet deugdelijk en niet terug te voeren op een zorgvuldig en grondig markt- en vestigingsplaatsonderzoek waarbij de juiste uitgangspunten werden gehanteerd en niet voorbijgegaan werd aan duidelijk aanwezige negatieve effecten op de markt en/of de beoogde vestigingsplaats.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Uitleg pensioentoezegging. Aanvullend pensioen voor ‘top 100’, ook wanneer deze bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd niet meer in dienst zouden zijn.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Beëindiging vennootschapsovereenkomst. Wanprestatie vennoot? Beroepsfout advocaat. Schadevergoeding?
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Uitspraak van de Ondernemingskamer van 24 juni 2011; de deelnemersraad van de Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland/ Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Ontbinding van een vof. Toedeling van de onderneming aan één van de twee vennoten. Afwijzing vordering tot schadevergoeding naast ontbinding. Deskundigenonderzoek naar de waarde van de onderneming in verband met het vaststelling van de vordering wegens overbedeling. In verband met dat onderzoek merkt de rechtbank op dat de vraag, welke waarde aan de onderneming moet worden toegekend, niet los kan worden gezien van de toedeling daarvan aan één van de gewezen vennoten. Naar het de rechtbank voorkomt is de waarde die het behoud van de onderneming voor de ene vennoot vertegenwoordigt, namelijk hoger dan de waarde - in elk geval de intrinsieke waarde - in het economisch verkeer. Andersom zal het verlies van de mogelijkheid voor de andere vennoot om de onderneming voort te zetten en daaruit arbeidsvreugde en inkomen te generen, waarschijnlijk zwaarder wegen dan een vergoeding van de helft van de, van de feitelijke toedeling geabstraheerde, economische waarde van die onderneming. Uiteindelijk zal de rechtbank deze aspecten kunnen meewegen in een naar billijkheid vast te stellen vergoeding, maar de te benoemen deskundige zal uitdrukkelijk worden verzocht om zich ook over deze gedachtegang uit te laten en deze zo mogelijk mee te nemen in zijn advies over de hoogte van de eventueel aan de ene vennoot op te leggen betalingsverplichting wegens overbedeling.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.