Boetes (wegens strijd met artikel 6 Mw en 101 VWEU) voor rayonneringsafspraken tussen wasserijen in gezondheidszorg, met daarin vastgelegd een verbod op (passieve en) actieve acquisitie buiten het eigen rayon. Marktverdelingsovereenkomsten leveren zeer zware inbreuken op de mededinging (HvJ EU 20 januari 2016, ECLI:EU:C:2016:26, Toshiba). Voor dergelijke overeenkomsten kan de analyse van de economische en juridische context van de praktijk worden beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om te kunnen besluiten dat er sprake is van een mededingingsbeperkende strekking. ACM heeft voldoende onderzoek gedaan om een beeld te krijgen van de werking van de markt en de betekenis van de afspraken daarvoor. Er is sprake van een enkele, voortdurende (ook nadat verbod op passieve acquisitie was vervallen) inbreuk.
Er is geen sprake van een verticale overeenkomst en evenmin van franchise. Groepsvrijstelling Verticalen is niet van toepassing. Ook de uitzondering van artikel 6 lid 3 Mw en 101 lid 3 VWEU is niet van toepassing.
ACM heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar betrokkenheid van één onderneming bij de afspraak. Deze onderneming zou zich vanaf 28 augustus 2003 alleen nog op persoonsgebonden was toeleggen. Voor deze onderneming is de overtreding verjaard.
Boetes voor overige ondernemingen evenredig, maar ambtshalve gematigd wegens overschrijding redelijke termijn. De ambtshalve vaststelling van deze overschrijding leidt niet tot een gegrond beroep en evenmin tot een bepaling tot betaling van het griffierecht en een veroordeling in de proceskosten (HR 16 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8053).
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Geen overeenkomst tot stand gekomen tussen eiseres en gedaagde strekkende tot overgang C1000 supermarkt naar Albert Heijn supermarkt. Geen voldoende bepaalbaar aanbod. Geen sprake van onrechtmatig door gedaagde afgebroken onderhandelingen.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Franchise. Franchisenemer huurt zijn bakkerswinkel van franchisegever. Niet aannemelijk gemaakt dat verslechtering financiële situatie is veroorzaakt door nieuw huurconditiestelsel waarmee huurprijs niet langer rechtstreeks is gekoppeld aan de omzet. Hoge groothandelsmarge op deegwaren niet onredelijk gezien de totale ketenmarge. Weigering (tussentijdse) aanpassing overeenkomst door franchisegever niet in strijd met zorgplicht. Geen arbeidsovereenkomst aangenomen.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Beëindiging franchise-overeenkomst, gevolgen van de beëindiging. Handelsnaamrecht; merkenrecht. Gebruik van het beeldmerk van franchisegever door franchisenemer na de beëindiging is, hoewel onopzettelijk en meer als gevolg van slordigheid, wanprestatie. Als schadevergoeding toegewezen de forfaitaire franchisevergoeding over de periode dat het beeldmerk nog door franchisenemer is gebruikt, althans niet verwijderd uit commerciële uitingen.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Franchise. Faillissement van de franchisegever. Gevolgen voor de procedure in verband met verrekenvordering.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Franchiseovereenkomst. Geen grond voor het oordeel dat franchisegever tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst dan wel dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens de franchisenemers. Vergeefs beroep op schending van de op de franchisegever rustende zorgplicht. Evenmin sprake van onrechtmatig handelen door de franchisegever. Gestelde dwaling kan de vorderingen niet dragen.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Kort geding tussen IPIC en franchisenemer, partijen hebben een geschil over het opzeggen van een huurovereenkomst van een wasstraat en hebben zich gezamenlijk tot de rechter gewend. Het geschil gaat over het opzeggen van een huurovereenkomst en een onderhuurovereenkomst. IPIC vordert de franchisenemer om het terrein van de wasstraat binnen 5 dagen na het vonnis te verlaten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de franchisenemer binnen 14 dagen het terrein moet verlaten. Voorafgaand aan de ontruiming dient IPIC betaling te doen van €6.750.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Kort geding. Afwikkeling franchiseovereenkomst. Eiseres heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagden gemaakte afspraken niet nakomen en/of onrechtmatig met haar concurreren.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Franchiseovereenkomst; uitleg begrip 'kostprijs'. Belang bij verklaring voor recht.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Contradictoire handelszaak. Opzegging franchiseovereenkomsten. De supermarktketen Jumbo heeft de al jarenlang bestaande franchiserelatie met vier franchisenemers (vier supermarkten die feitelijk worden bestuurd door twee ondernemers) opgezegd vanwege een drietal incidenten. Jumbo beoogt met deze procedure onder meer te bewerkstelligen dat de supermarktexploitaties aan haar worden overgedragen. De franchisenemers betwisten onder meer de rechtsgeldigheid van de opzeggingen.
De rechtbank stelt vast dat de franchisenemers met de drie incidenten zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de franchiseovereenkomsten. Gezien de ruime beëindigingsregeling in de franchiseovereenkomst, die inhoudt dat elke tekortkoming van de franchisenemer kan leiden tot een rechtsgeldige opzegging door de franchisegever, was Jumbo bevoegd tot opzegging. Ondanks de niet te miskennen ernstige gevolgen van de beëindiging van de franchiserelatie voor de franchisenemers acht de rechtbank de opzegging niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het beroep van de franchisenemers op artikel 6:248 lid 2 BW slaagt derhalve niet.
De rechtbank bepaalt dat het vonnis slechts uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard ten aanzien van de twee supermarkten waarvoor de looptijd van de franchiseovereenkomst binnen afzienbare tijd hoe dan ook zou zijn verstreken.
In reconventie hebben de franchisenemers vorderingen ingesteld in verband met de herindeling van hun exclusieve verzorgingsgebieden door Jumbo na de overname door Jumbo van C1000 en de ombouw van C1000 supermarkten naar de Jumbo formule in hun verzorgingsgebied.
De rechtbank oordeelt dat Jumbo op grond van de franchiseovereenkomsten bevoegd was tot deze herindeling en ook van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW slaagt ook hier niet. Op grond van de franchiseovereenkomst hadden de franchisenemers echter wel het eerste recht de exploitaties van de om te bouwen C1000 supermarkten in hun verzorgingsgebieden ter hand te nemen, tenzij Jumbo gehouden was deze exploitaties met de bestaande (C1000-)exploitanten voort te zetten. De rechtbank constateert dat ten aanzien van één omgebouwde supermarkt niet vast staat dat Jumbo gehouden was de exploitatie daarvan voort te zetten met de zoon van de voormalig (C1000-)exploitant, zoals Jumbo heeft gedaan. Jumbo wordt in dit verband bewijs opgedragen.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.